licht meten
Moderne 35 mm-camera's hebben meestal een ingebouwde belichtingsmeter. Bij oudere analoge 35mm camera's met ingebouwde belichtingsmeter is de belichtingsmeter door veroudering niet meer nauwkeurig. Midden- en grootformaat camera's hebben doorgaans geen ingebouwde belichtingsmeter. Hier ben je afhankelijk van een aparte belichtingsmeter.
Licht meten kan op twee manieren, namelijk opvallend- of reflecterend meten. Bij opvallend meten wordt het licht gemeten dat op het onderwerp valt. Bij reflecterend meten wordt het licht gemeten wat van het onderwerp wordt gereflecteerd. Dat laatste gebeurt ook met een ingebouwde belichtingsmeter van een camera. Belichtingsmeters zijn gekalibreerd op licht dat wordt gereflecteerd door een 18% grijskaart (Zone V in het zonesysteem van Ansel Adams).
Bij opvallend lichtmeting wordt de belichtingsmeter van het onderwerp naar de camera gericht. Omdat de meethoek van de belichtingsmeter beperkt is, wordt er een wit bolletje, de diffusor, voor de sensor geplaatst. Hierdoor wordt de meethoek groter. Het materiaal en de dikte van de diffusor is zo gekozen dat er geen aanpassing aan de meting hoeft te worden gedaan.
Bij reflecterende lichtmeting wordt de belichtingsmeter vanaf de camera naar het onderwerp gericht. Een belichtingsmeter kan niet het verschil zien of het onderwerp te licht, te donker of gemiddeld licht reflecteert ten opzichte van het opvallende licht. De fotograaf zal zelf de sluitertijd moeten bijstellen, of het licht meten met behulp van een 18% grijskaart dat bij het onderwerp wordt gehouden.
Een bijzondere reflecterende lichtmeting is de spotmeting. Het gereflecteerde licht kan op verschillende punten onder een zeer kleine meethoek worden bepaald. Aan de uitkomst kan een grijswaarde worden toegekend volgens het zone-systeem ontwikkeld door de Amerikaanse fotograaf Ansel Adams. Deze waarden kunnen zowel de sluitertijd van de camera als de belichtingstijd bepalen bij het ontwikkelen in de donkere kamer.
Alternatieve methodes zijn licht op de handpalm meten en de “Sunny f16”-methode. Bij licht meten op je handpalm kun je de resultaten kalibreren met een 18% grijskaart. Wanneer je de omrekenfactor weet hoef je nooit verlegen te zitten om een gekalibreerde grijskaart. Je meet gewoon het licht aan de binnenkant van je hand. Deze blijft ook in de zomer dezelfde tint behouden. Bij de “Sunny f16”-methode is de ISO-waarde ongeveer gelijk aan de sluitertijd bij diafragma f16 rond 12 uur in de zomermiddag bij een wolkenloze hemel. Op basis hiervan kunnen door het optellen of aftrekken van stops de overige lichtwaarden worden bepaald. Stops beschrijven hoe licht wordt beïnvloed bij de camera op basis van sluitertijd, diafragma, lichtwaarde en ISO-waarde. Elke toename of afname van een van de waardes komt overeen met dezelfde hoeveelheid toename of afname in de hoeveelheid licht op het filmoppervlak.
Licht meten kan op twee manieren, namelijk opvallend- of reflecterend meten. Bij opvallend meten wordt het licht gemeten dat op het onderwerp valt. Bij reflecterend meten wordt het licht gemeten wat van het onderwerp wordt gereflecteerd. Dat laatste gebeurt ook met een ingebouwde belichtingsmeter van een camera. Belichtingsmeters zijn gekalibreerd op licht dat wordt gereflecteerd door een 18% grijskaart (Zone V in het zonesysteem van Ansel Adams).
Bij opvallend lichtmeting wordt de belichtingsmeter van het onderwerp naar de camera gericht. Omdat de meethoek van de belichtingsmeter beperkt is, wordt er een wit bolletje, de diffusor, voor de sensor geplaatst. Hierdoor wordt de meethoek groter. Het materiaal en de dikte van de diffusor is zo gekozen dat er geen aanpassing aan de meting hoeft te worden gedaan.
Bij reflecterende lichtmeting wordt de belichtingsmeter vanaf de camera naar het onderwerp gericht. Een belichtingsmeter kan niet het verschil zien of het onderwerp te licht, te donker of gemiddeld licht reflecteert ten opzichte van het opvallende licht. De fotograaf zal zelf de sluitertijd moeten bijstellen, of het licht meten met behulp van een 18% grijskaart dat bij het onderwerp wordt gehouden.
Een bijzondere reflecterende lichtmeting is de spotmeting. Het gereflecteerde licht kan op verschillende punten onder een zeer kleine meethoek worden bepaald. Aan de uitkomst kan een grijswaarde worden toegekend volgens het zone-systeem ontwikkeld door de Amerikaanse fotograaf Ansel Adams. Deze waarden kunnen zowel de sluitertijd van de camera als de belichtingstijd bepalen bij het ontwikkelen in de donkere kamer.
Alternatieve methodes zijn licht op de handpalm meten en de “Sunny f16”-methode. Bij licht meten op je handpalm kun je de resultaten kalibreren met een 18% grijskaart. Wanneer je de omrekenfactor weet hoef je nooit verlegen te zitten om een gekalibreerde grijskaart. Je meet gewoon het licht aan de binnenkant van je hand. Deze blijft ook in de zomer dezelfde tint behouden. Bij de “Sunny f16”-methode is de ISO-waarde ongeveer gelijk aan de sluitertijd bij diafragma f16 rond 12 uur in de zomermiddag bij een wolkenloze hemel. Op basis hiervan kunnen door het optellen of aftrekken van stops de overige lichtwaarden worden bepaald. Stops beschrijven hoe licht wordt beïnvloed bij de camera op basis van sluitertijd, diafragma, lichtwaarde en ISO-waarde. Elke toename of afname van een van de waardes komt overeen met dezelfde hoeveelheid toename of afname in de hoeveelheid licht op het filmoppervlak.